Wat zien we?
Zoals de grafiek hieronder illustreert, is de hoeveelheid Vlaams afval dat verbrand, meeverbrand of gestort wordt, sinds 2012 relatief stabiel gebleven.
Om te weten hoeveel van de totale hoeveelheid afval die geproduceerd wordt, uiteindelijk wordt verbrand of gestort, nemen we 2016 als voorbeeld. In dat jaar werden naar schatting 3,2 miljoen ton huishoudelijk en 15,7 miljoen ton primair bedrijfsafval geproduceerd in Vlaanderen. Daarvan werd ongeveer 4,25 miljoen ton verbrand, meeverbrand of gestort. Op Europees vlak ligt dat cijfer hoger, met gemiddeld 53% afval dat gestort of verbrand wordt.
Waar willen we naartoe?
Materiaal dat (mee)verbrand of gestort wordt, noemen we een lekstroom. Dat moeten we zoveel mogelijk vermijden om de waardevolle grondstoffen niet verloren te laten gaan. Gestorte materialen zijn niet meer bruikbaar, tenzij ze in de toekomst ontgonnen en hergebruikt worden. De functionaliteit van verbrande materialen beperkt zich dan weer tot energierecuperatie en de eventueel nuttige toepassing van de verbrandingsassen.
De huidige Vlaamse regering streeft naar een gefaseerde afbouw van afvalverbranding, zonder dat dit leidt tot een verschuiving naar het storten van afval. Daarnaast wil Vlaanderen ook het hergebruik van grondstoffen uit stortplaatsen stimuleren en heeft het dat als doelstelling opgenomen in het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030.
Wat meet deze indicator?
Deze indicator berekent de hoeveelheid verbrand, meeverbrand en gestort huishoudelijk en bedrijfsafval van Vlaamse herkomst, dat hier of ergens anders verwerkt wordt.
Om te berekenen hoeveel afval er verbrand of gestort wordt in Vlaanderen, gebruiken we de gewichten van het afval dat naar verbrandingsinstallaties en stortplaatsen wordt aangevoerd. Deze cijfers worden doorgegeven door de uitbaters. De hoeveelheid Vlaams afval dat wordt meeverbrand binnen Vlaanderen of elders verwerkt wordt, schatten we dan weer op basis van de milieuheffingen.