Hoe circulair is de Vlaamse economie?
Om te weten of we op de goede weg zijn, hebben we data nodig. Daarom publiceren we de Monitor Circulaire Economie. We geven hier de belangrijkste bevindingen in vogelvlucht.
De Vlaamse Regering wil van Vlaanderen een circulaire koploper maken in Europa. Dat wil ze doen door in circulaire innovatie te investeren, de materialenvoetafdruk van onze consumptie te ontkoppelen van de economische groei en deze met 30% te verminderen tegen 2030.
Met een circulaire economie worden we minder afhankelijk van import van dure grondstoffen, beperken we de milieu-impact van onze economie en creëren we kansen voor (sociale) innovatie.
Er is ook een sterke link met het klimaat: twee derde van onze territoriale broeikasgasuitstoot hangt rechtstreeks samen met de ontginning, verwerking, consumptie, recyclage en afdanking van materialen (voor alle behoeften: voeding, energie, bouw…).
Maar om te weten of we op de goede weg zijn, hebben we data nodig. We moeten meten om het beleid te kunnen sturen. In 2021 lanceerden Vlaanderen Circulair en het Steunpunt Circulaire Economie de Monitor Circulaire Economie. Hierna geven we op basis van de meest recente cijfers de belangrijkste bevindingen in vogelvlucht.
De Vlaamse Regering wil van Vlaanderen een circulaire koploper maken in Europa.
1. Consumptie van materialen binnen Vlaanderen neemt lichtjes af en we produceren minder afval
Het binnenlands materiaalverbruik (DMC, Domestic Material Consumption) bedraagt 164 miljoen ton en laat over de langere termijn een lichte daling zien. Als we ook het verbruik buiten Vlaanderen van materialen voor onze consumptie meetellen, spreken we over de Raw Material Consumption (RMC). Dat is de eigenlijke voetafdruk van onze consumptie: het cijfer in 2021 is 196 miljoen ton, dat is 29,5 ton per inwoner. Dat cijfer ligt iets lager dan in 2010. Na een stijging valt in de laatste jaren een daling op: we zien hier ten dele de coronacrisis doorwerken in de cijfers. Deze daling moet nog verder bevestigd worden. Vlaanderen heeft de ambitie om tegen 2030 een daling te realiseren van 30% ten opzichte van 2010.
We zien een sterke daling in het totale huishoudelijk afval in Vlaanderen, van 522 kg per inwoner in 2013 naar 416 kg per inwoner in 2022. Het restafval daarin is in 2022 nog goed voor 128 kg per inwoner, waarmee de doelstelling voor dat jaar van 138 kg ruim gehaald werd. De Vlaamse overheid wil deze hoeveelheid verder terugdringen tot 100 kg per inwoner in 2030. Bij bedrijven is de afvalproductie relatief hoog omwille van de grote productie voor export. Hun afvalproductie beweegt mee met de evoluties van de economie en we zien dat het bedrijfsrestafval in 2021 met 5% gedaald is ten opzichte van 2013 na correctie voor de werkgelegenheid.
2. Vlaanderen is sterk in recycleren, we zetten stappen naar hoogwaardigere circulaire strategieën
Vlaanderen zette de voorbije decennia sterk in op selectieve inzameling van afval en de uitbouw van een recyclage-industrie. De recyclagegraad (excl. bouw- en sloopafval) bedraagt in 2022 65,6% en is in de laatste jaren nog met enkele procenten gestegen. Bij bedrijfsafval krijgt 67% een tweede leven. Dat wordt 78% als we de recyclage en hergebruik van bouw- en sloopafval bijtellen. Deze cijfers zijn gestegen in de voorbije tien jaar. Ook de productie van secundaire grondstoffen, met in 2020 een hoeveelheid van 25,8 miljoen ton, laat dergelijke stijging zien.
Als omvattend cijfer uitgedrukt bedraagt het circulair materiaalgebruik in Vlaanderen 16%. Dit cijfer toont hoeveel ton materiaal in onze totale verwerkte materialen van secundaire oorsprong is. 16% is zeker een mooi resultaat, evenwel is hiermee de circulariteit van de Vlaamse economie niet samengevat. Op dit moment hebben we te weinig cijfers om de kwaliteit van recyclage in beeld te brengen.
Tegelijk is circulaire economie veel meer dan recycleren. Het totale hergebruik van producten zoals witgoed, elektro, huisraad, textiel, meubelen etc. door huishoudens – waarbij we ze niet recycleren (omzetten in grondstoffen) maar in hun geheel hergebruiken via formele en informele kanalen – is in 2022 gestegen tot 35,5 kg per inwoner, of 238 duizend ton. Het totale herstel in Vlaanderen ligt rond de 10 miljoen stuks in 2023.
3. Het totale verbruik van materialen groeit mee met onze economie
De Vlaamse economie is een omvangrijk systeem dat jaarlijks rechtstreeks 341 miljoen ton aan materialen verbruikt. Deze Direct Material Input omvat alles wat ‘door de handen’ van Vlaamse bedrijven gaat en stijgt doorheen de jaren. We tellen hierin ook de productie voor export mee. 85% (292 miljoen ton) van die 341 miljoen ton materialen wordt ingevoerd. Ongeveer een derde van de DMI bestaat uit fossiele grondstoffen voor energieproductie of verdere industriële verwerking. Kijken we ook naar de grondstoffen die in het buitenland verbruikt worden om onze hele economie te laten draaien, dan zien we dat het cijfer, de Raw Material Input, tussen 2012 en 2021 steeg van 500 naar 562 miljoen ton.
De verhouding tussen de grootte van de economie en het totale materialenverbruik kunnen we ook uitdrukken als materiaalproductiviteit, als maat voor de efficiëntie waarmee de gehele Vlaamse economie toegevoegde waarde creëert uit materialen. Deze efficiëntie van onze hele economie is gedurende de laatste jaren constant gebleven. Het verhogen ervan, zoals eerder gerealiseerd voor arbeids- en energieproductiviteit, is een centrale uitdaging voor de circulaire economie. Tegelijk zien we dat een aantal circulaire sectoren doorheen de jaren een groei in werkgelegenheid laten zien die steiler verloopt dan de groei van de Vlaamse werkgelegenheid. De omzet van kringloopcentra laat een spectaculaire groei zien.
Een groot materialengebruik leidt onlosmakelijk tot een grote milieudruk. We leggen niet alleen een grote druk op eindige grondstofvoorraden in de wereld. Er is ook een sterke link tussen materialengebruik en klimaatverandering. Twee derde van de binnenlandse CO2-uitstoot wordt immers veroorzaakt door de ontginning, verwerking, consumptie, recyclage en afdanking van materialen (voor alle behoeften: voeding, energie, bouw…). De broeikasgas-emissies van de Vlaamse economie zijn weliswaar gedaald maar zitten op een hoog niveau van 73 miljoen ton per jaar. Dit is puur de binnenlandse uitstoot: de uitstoot die onze consumptie in het buitenland veroorzaakt is niet meegeteld. Deze wordt meegeteld in de koolstofvoetafdruk.
4. In detail: circulaire mobiliteit, wonen, consumptiegoederen en voeding
De Monitor Circulaire Economie zoomt ook in op enkele zogenaamde ‘behoeftesystemen‘: mobiliteit, huisvesting & gebouwen, consumptiegoederen en voeding. Door te kijken naar behoeftesystemen, en niet bijvoorbeeld naar sectoren (bouw, auto-industrie…), kunnen we met een bredere blik naar de indicatoren kijken. Onze (circulaire) economie moet sowieso in deze behoeften voorzien, dat staat vast. De maniér waarop we die behoeften vervullen kan wél erg variëren. Een mobiliteitsbehoefte kan bijvoorbeeld ingevuld worden met pakweg bredere wegen, meer auto’s, langere bussen, meer treinen, meer deelauto’s, enzovoort. We gaan dus niet enkel kijken naar de productie van auto’s of huizen, maar naar een zo volledig mogelijk plaatje op het niveau van de behoefte. We delen de belangrijkste bevindingen.
Mobiliteit: wagenpark stabiliseert, autodelen blijft groeien, impact elektrificatie op materialen
Koning auto regeert nog steeds, maar sinds kort zien we dat het wagenpark in relatieve zin niet verder stijgt. De populariteit van autodelen blijft sterk toenemen. De impact van elektrificatie wordt zichtbaar in de cijfers: 1% van het aantal kilometers wordt met elektrische fietsen afgelegd en de massa van nieuwe voertuigen stijgt sinds 2020 abrupt met tientallen kilo’s per jaar. Dit illustreert de snel veranderende uitdagingen van deze transitie op vlak van materialenbeheer.
Huisvesting & gebouwen: steeds groeiend ruimtegebruik, meer data over circulair bouwen en slopen zijn nodig
De bebouwde oppervlakte blijft stijgen. Er wordt veel gerenoveerd, dat is nodig om ons gebouwenbestand op peil te houden en omwille van de klimaatdoelstellingen. Op dit moment zijn er weinig cijfers om de mate van circulariteit in bouw en renovatie uit te drukken. Het recyclagepercentage voor bouw- en sloopafval ligt met 96% erg hoog, maar we hebben geen cijfers om de kwaliteit van deze recyclage verder te illustreren.
Voeding: hoge impact van consumptie en productie op omgeving en hulpbronnen, efficiënt systeem, aandacht voor eiwitshift en voedselverlies.
Voeding heeft erg eigen uitdagingen op het vlak van circulariteit. De stromen zijn vanuit zichzelf circulair: voedsel gaat in essentie van veld naar vork naar veld. Ook kan je er slechts beperkt ‘hogere’ circulaire strategieën op toepassen zoals hergebruik en herstel: voedsel bederft en kan maar één keer gebruikt worden. Meer circulariteit kan er toch zijn in de vorm van (1) minder druk op hulpbronnen bij de primaire productie, (2) overconsumptie en voedselverliezen tegengaan, (3) reststromen steeds hoogwaardiger inzetten. Ons gedrag kan helpen het verschil te maken: er is nog een weg af te leggen op vlak van de eiwitshift en er verdwijnen nog veel voedsel en voedselreststromen via het restafval.
Consumentengoederen: de helft van elektro-apparaten wordt selectief ingezameld, tweedehands is een belangrijk circulair kanaal en ‘herstellen’ is in kaart gebracht
Vlaamse huishoudens hadden in 2022 224 miljoen stuks elektro-apparaten liggen. De helft ervan wordt selectief ingezameld. De officiële kringloopcentra zamelden in 2022 85 000 ton goederen in en brachten 40 000 ton terug in omloop: dat is 6 kg hergebruik per inwoner. De doelstelling van 7 kg per inwoner voor dat jaar werd niet gehaald; voor 2030 is het streefdoel 8 kg per inwoner. Het totale hergebruik van gebruiksgoederen (witgoed, elektro, huisraad, textiel, meubelen…) via formele en informele kanalen bedraagt 35,5 kg per inwoner in 2022, of 238 duizend ton. Jaarlijks wordt 50 kiloton textiel selectief ingezameld met het oog op hergebruik of recyclage; 4,5 kiloton ervan wordt via de kringloopcentra opnieuw in omloop gebracht. In 2023 werd het herstellen van gebruiksvoorwerpen voor het eerst ruimer in kaart gebracht: er werden ongeveer 10 miljoen herstellingen uitgevoerd, voornamelijk aan fietsen, textiel en elektro-apparaten.
5. Vlaanderen pakt de uitdaging aan
De cijfers maken mooie prestaties zichtbaar op vlak van het verminderen van de uitstroom van materialen en het sluiten van kringlopen via recyclage, als gevolg van een sterke inzet in de voorbije decennia op selectieve inzameling van afval en de uitbouw van een recyclage-industrie. Een vermindering van de instroom van materialen is nog niet aantoonbaar gerealiseerd: hier ligt de uitdaging voor Vlaanderen om hoogwaardigere circulaire strategieën zoals hergebruik en herstel mainstream te maken: minder materialengebruik, levensduurverlenging door onderhoud en herstel, as-a-service modellen, ecodesign, hergebruik, remanufacturing, innovatieve en hoogwaardige inzet van (biomassa)reststromen… We moeten deze stappen zetten om zowel industrieel-strategische redenen als om ecologische redenen. Een verdere ontwikkeling van onze data moet toelaten dit soort achterliggende verschuivingen en hun economische effecten – die nu vaak verstopt zitten in de algemene cijfers – in beeld te krijgen. De monitor is in staat om opportuniteiten en valkuilen zichtbaar te maken op verschillende niveaus. We zijn sinds kort in staat om de hogere R-strategieën hergebruik en herstel beter in kaart te brengen. Door de combinatie met bestaande of nog te ontwikkelen doelstellingen maakt de monitor het mogelijk om de circulaire economie transitie te sturen. Tegelijk duidt de monitor op een aantal data- en kennislacunes. Zo willen we bijvoorbeeld graag beter de elektrificatie in mobiliteit opvolgen of de kwaliteit van gerecycleerde materalen kunnen weergeven. Daarnaast willen we ook stappen kunnen zetten om scenario’s uit te bouwen in functie van strategische doelstellingen zoals de vermindering van de materialenvoetafdruk.