Wat zien we?
In 2023 bedroeg de totale woonoppervlakte van residentiële gebouwen 1,2 miljard m2, een toename van 87 miljoen m² (7,6%) ten opzichte van de cijfers van 2016. Hoewel het aantal ééngezinswoningen in Vlaanderen met 2 156 386 eenheden veel groter is dan het aantal appartementsgebouwen (123 111 eenheden), levert deze laatste twee derde van de totale woonoppervlakte. Heel wat appartementsgebouwen bestaan immers uit veel meer bouwlagen dan woningen.
Waar willen we naartoe?
Om de behoefte aan huisvesting van de bevolking beter in kaart te brengen, is het van belang inzicht te hebben in zowel de totale woonoppervlakte als de verdeling ervan over verschillende woningtypes. Vanuit een circulair perspectief tonen meergezinswoningen zich efficiënter dan eengezinswoningen, omdat ze door meer verdiepingen een grotere woonoppervlakte bieden ten opzichte van het ingenomen grondoppervlak. Dit benadrukt het belang van het optimaliseren van de beschikbare ruimte binnen de huisvestingsmarkt.
Wat meet deze indicator?
Deze indicator wordt berekend uitgaande van de gegevens over het aantal residentiële gebouwen in Vlaanderen, opgedeeld naar bouwjaar en bebouwingstype (open bebouwing, gesloten bebouwing, …) zoals verstrekt door Statbel. Vervolgens worden deze gegevens vermenigvuldigd met de referentiewaarden van de vloeroppervlaktes voor residentiële gebouwen, opgesplitst naar bouwjaar en bebouwingstype, in België. Deze informatie is afkomstig van het Institut Wohnen und Umwelt GmbH. De verkregen woonoppervlakte of vloeroppervlakte is dus een benadering; de overheid zamelt hierover geen rechtstreekse data in.