Wat zien we?
Er is een significant verschil tussen de intensiteit van het busgebruik in het openbaar vervoer (OV) en dat van andere bussen. In het eerste geval dat ligt tussen 90 000 km (2010) en 73 000 km (2020) per jaar, in het tweede tussen 27 000 km en 29 000 km. Zoals uit de grafiek blijkt, worden bussen van het OV veel intensiever gebruikt dan andere bussen: het jaarlijkse aantal afgelegde kilometers ligt 3 keer hoger. Er is echter een daling van 20% te zien in de intensiteit van het gebruik van OV-bussen tussen 2010 en 2020, met cijfers die gaan van 90 000 km in 2010 tot 80 000 km in 2018 en 73 000 km in 2020. De recente afname kan samenhangen met de covidpandemie, die een aanzienlijke vermindering veroorzaakte van het gebruik van openbaar vervoer en van mobiliteit in het algemeen.
Waar willen we naartoe?
In een circulaire economie willen we de materiaal- en koolstofvoetafdruk van onze mobiliteit zo laag mogelijk houden. We streven streven daarom naar een zo laag mogelijk aantal voertuigen. Een stijging van de intensiteit van het busgebruik kan erop wijzen dat bussen minder lang stilstaan. Dat zou op zijn beurt kunnen leiden tot een afname van het aantal bussen en dus ook van de materiaalbehoefte van het systeem, terwijl een toegenomen gebruik van het openbaar vervoer gestimuleerd wordt.
Wat meet deze indicator?
De gebruiksintensiteit van bussen is een geschatte ratio tussen het totale aantal kilometers dat de bussen per jaar rijden en het totale aantal bussen. Deze verhouding wordt berekend op basis van gegevens aangeleverd door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit & Transport, die gegevens verstrekt over alle bussen tot 2017, en door De Lijn, die gegevens verstrekt over het OV tot 2020.