Wat zien we?
In 2016 bedroeg de materialenvoetafdruk ongeveer 9.800 kton of een verbruik van 1,5 ton materialen per Vlaming. In vergelijking met 2010 was de voetafdruk met 10% gedaald. Tussen 2010 en 2016 werd de invloed van de productie en het onderhoud en herstel van auto’s op de materialenvoetafdruk steeds groter. Tegen 2016 bedroegen ze al 48% van de totale impact. De impact van andere voertuigen bedraagt ongeveer 17%, personenwagens hebben dus een grotere impact dan andere vormen van transport. Ten slotte moet het opgemerkt dat de lagere materialenvoetafdruk het resultaat zou kunnen zijn van de lagere productiecijfers voor nieuwe auto’s.
Waar willen we naartoe?
In een circulaire economie streven we ernaar om de materialenvoetafdruk van ons mobiliteitssysteem zo laag mogelijk te houden. Hoewel mobiliteit nog steeds een grote algemene impact heeft, is de dalende tendens hoopgevend. De gebruiksfase heeft de sterkste invloed op de materialenvoetafdruk door het gebruik van brandstof. Door andere types voertuigen te gebruiken zoals EV’s en hybrides, kunnen we de benodigde hoeveelheid fossiele brandstof omlaag krijgen en zo de voetafdruk verkleinen. Een dergelijke verandering is echter afhankelijk van de infrastructuur en de elektriciteitsmix, bovendien is voor elektrische auto’s de impact tijdens de productiefase hoger. Om de materialenvoetafdruk van het mobiliteitssysteem te verlagen moeten we dus het aantal personenwagens terugdringen. Dat kan door enerzijds andere transportmodi te gebruiken zoals het openbaar vervoer en actieve transportmiddelen en anderzijds de gebruiksintensiteit en -efficiëntie van personenwagens op te drijven.
Wat meet deze indicator?
Deze systeemindicator meet de materialenvoetafdruk van het personentransport in Vlaanderen. De data voor de indicator werden aangeleverd door Ovam.