Wat zien we?
Tussen 2000 en 2021 is de potentiële verzuringsuitstoot in de landbouwsector van het Vlaamse Gewest gedaald van 3,9 tot 2,6 miljard zuurequivalenten, een afname van 34%. Het grootste deel ervan werd gerealiseerd vòòr 2008, toe te schrijven aan de afname van de veestapel in de vroege jaren 2000 tot en met 2007. In de latere jaren is een lichte daling zichtbaar, vooral afkomstig van ammoniak. Landbouw blijft nog steeds de voornaamste bron van potentiële verzuringsuitstoot met een aandeel van 48%. Ammoniak is de belangrijkste bron van verzuringsuitstoot in de landbouwsector. Deze emissie is voornamelijk afkomstig van de veeteelt, met een aandeel van 91%.
Waar willen we naartoe?
In een circulair economie willen we de materialencyclus zoveel mogelijk gesloten houden om de nood aan nieuwe materialen te beperken en milieuschade door ongewenste lekken te vermijden. Emissies zoals ammoniak (NH3), stikstofoxides (NOx) en zwaveldioxide (SO2) zorgen voor een verzuring van het leefmilieu en tasten natuurlijke ecosystemen aan.
Wat meet deze indicator?
Deze indicator geeft aan hoeveel potentieel verzurende uitstoot er voortkomt uit de landbouwsector. De uitstoot wordt gekwantificeerd volgens het type verzurende uitstoot en de bron ervan. Het potentiële effect van deze uitstoot wordt berekend door de verzuringsgraad van elke polluent om te zetten naar een zuurequivalent (Zeq).