Wat zien we?
In 2021 maakt de categorie stoffering, huishoudelijke apparaten en dagelijks onderhoud van de woning ongeveer een kwart van de voetafdruk uit, met een waarde van 1,1 ton per capita. Kleding en schoeisel hebben een aandeel van 16%, met een waarde van 0,66 ton per capita. De totale voetafdruk schommelt sterk doorheen de jaren; per capita schommelt de waarde rond 4 ton per capita.
Waar willen we naartoe?
De materialenvoetafdruk brengt bij uitstek het verbruik van materialen binnen en buiten Vlaanderen voor de invulling van de behoeften in een aantal domeinen zoals kleding en schoeisel, stoffering, huishoudelijke apparaten, communicatie en dergelijke in beeld. Aan dit verbruik zijn milieu-impacten verbonden zoals bijvoorbeeld broeikasgasemissies of emissies gerelateerd aan afval. De Vlaamse Overheid heeft een overkoepelende doelstelling aangenomen voor de totale materialenvoetafdruk: deze moet in 2030 met 30% verminderd zijn en in 2050 met 75%.
Wat meet deze indicator?
De cijfers tonen de directe en indirecte materiaalverbruiken gelinkt aan consumptie binnen Vlaanderen binnen de domeinen kleding en schoeisel, stoffering, huishoudelijke apparaten, dagelijks onderhoud van de woning, communicatie en diverse goederen en diensten. De cijfers werden verkregen via een methodologie gebaseerd op input-output analyse. Op basis van het interregionale model voor het datajaar 2015 werd een tijdreeks gemodelleerd voor een aantal recentere jaren, gebruik makend van jaarlijkse statistieken over de Vlaamse en Belgische economie. Op deze manier is het mogelijk om een macro-economische tijdsreeks van de materialenvoetafdruk te analyseren en de totale voetafdruk op te splitsen volgens consumptiedomeinen en -activiteiten. De methodologie is verschillend van deze gebruikt voor de berekening van de RMC.