Wat zien we?
Alle curves vertonen een golvend verloop tussen 2010 en 2021. Omdat het BBP over de hele periode gestaag toegenomen is (met uitzondering van 2020, ten tijde van de coronacrisis), worden de bewegingen van de verschillende uitdrukkingen voor het materialenverbruik grotendeels weerspiegeld in de respectieve materiaalverbruiksindicatoren. Voor alle curves behalve die van BBP/RMI liggen de waarden in 2021 hoger dan in 2010. Dit is het meest markant voor de uitdrukking BBP/DMC die een stijging van 21% vertoont. De materiaalproductiviteit uitgedrukt als BBP/DMI laat nagenoeg geen evolutie zien.
Waar willen we naartoe?
In een circulaire economie is een lager verbruik van materialen het streefdoel. Evenwel is een groot deel van de import van materialen in Vlaanderen bedoeld voor de productie van halffabricaten en afgewerkte producten die opnieuw worden uitgevoerd naar het buitenland. We willen de efficiëntie waarmee de Vlaamse economie omgaat met materialen zien stijgen. Materiaalproductiviteiten meten het vermogen om met minder materialen dezelfde economische output te produceren. Een stijging van de productiviteit wijst op betere milieu- en/of economische prestaties en dus op een beter concurrentievermogen. Wanneer dit fenomeen plaatsvindt, spreken we van een relatieve ontkoppeling.
De Belgische Overheid hanteert een doelstelling inzake materiaalproductiviteit: de verhouding tussen het Bruto Binnenlands Product en de Direct Material Consumption moet tussen 2014 en 2030 met 30% stijgen.
Wat meet deze indicator?
De materiaalproductiviteit is de verhouding van het Bruto Binnenlands Product (BBP) en het materiaalverbruik. Het BBP wordt uitgedrukt in kettingeuro’s om de impact van inflatie op de cijfers uit te schakelen. Het materiaalverbruik kan uitgedrukt worden als consumptie binnen Vlaanderen of als input voor de Vlaamse economie, en met of zonder inbegrip van de voorketens in het buitenland. Daardoor verschilt de interpretatie licht tussen de verschillende uitdrukkingen:
- BBP/DMI toont de verhouding tussen de toegevoegde waarde die in Vlaanderen gegenereerd wordt en het volledige rechtstreekse materialenverbruik door de Vlaamse economie. Het gebied bestreken voor het materialenverbruik overlapt hierin volledig met dat waarin de toegevoegde waarde gegenereerd wordt.
- BBP/RMI neemt bijkomend ook de voorketens in rekening en toont bijkomend de efficiëntie in het indirecte verbruik van materialen in het buitenland. Als gevolg daarvan zijn de verkregen getalwaardes een stuk lager dan wanneer de DMI genomen wordt.
- BBP/DMC focust op consumptie binnen Vlaanderen. Deze uitdrukking is momenteel internationaal het meest gangbaar. De uitdrukking als materiaalconsumptie vermijdt dubbeltellingen. De efficiëntie van materialenverbruik in de productie van goederen bestemd voor export wordt niet meegenomen.
- BBP/RMC voegt aan de vorige uitdrukking ook de efficiëntie in het indirecte verbruik van materialen in het buitenland toe.