Materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie (RMC)

De materialenvoetafdruk beschrijft de grondstoffen die direct én indirect, via de voorketens in het buitenland, nodig zijn in de volledige productieketen voor de Vlaamse consumptie. De materialenvoetafdruk schetst een beeld van de globale impact van de finale consumptie binnen Vlaanderen.

196 Mt (29,5 t/inw.)

  • Tussen 2012 en 2021 zien we een gestage stijging van het voortschrijdend gemiddelde en vervolgens een daling in de laatste jaren. De waarde in 2021 ligt 2% hoger dan in 2010; uitgedrukt per inwoner komt dit neer op een daling van 3%.
  • De Vlaamse Overheid mikt voor de materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie op een daling met 30% tegen 2030 en met 75% tegen 2050 uitgedrukt per capita.

Wat zien we? 

Over de periode van 2012 tot 2021 is eerst een gestage toename zichtbaar in het voortschrijdend gemiddelde. Vanaf 2019 daalt de materialenvoetafdruk.  Over de hele lijn ligt de waarde in 2021 2% hoger dan in 2012; uitgedrukt per capita zien we een daling van 30,4 naar 29,5 ton per capita, een daling van 3%. De daling die zichtbaar is in de laatste datapunten moet nog bevestigd worden omdat de impact van de coronacrisis hier tot uiting komt: de getalwaarde zelf steeg opnieuw in het jaar 2021, maar dit is niet zichtbaar in het voortschrijdend gemiddelde.





Waar willen we naartoe?

De materialenvoetafdruk van de Vlaamse consumptie brengt bij uitstek het verbruik van materialen binnen en buiten Vlaanderen voor de invulling van de behoeften van de Vlaamse economie in beeld. Aan dit verbruik zijn milieu-impacten verbonden zoals bijvoorbeeld broeikasgasemissies of emissies gerelateerd aan afval. Daarom heeft de Vlaamse Overheid een doelstelling aangenomen voor deze indicator: de materialenvoetafdruk moet in 2030 met 30% verminderd zijn en in 2050 met 75%.

Wat meet deze indicator?

De berekening van de RMC gebeurt op basis van de materiaalstroomrekeningen voor de Vlaamse economie. Deze worden opgemaakt op landniveau; voor Vlaanderen wordt er een schatting gemaakt. Vervolgens worden geïmporteerde en geëxporteerde goederen en diensten omgerekend naar de hoeveelheid grondstoffen die nodig waren om die goederen te produceren. Daarvoor worden meer dan 9.000 handelsstromen omgezet naar ontgonnen grondstoffen met behulp van minder dan 200 coëfficiënten. Op die manier kunnen we de import en export uitdrukken in grondstofequivalenten. De getalwaarden kunnen nog wijzigen bij latere updates als gevolg van gebruikelijke bijstellingen in de onderliggende handelsdata. We hanteren een voortschrijdend  gemiddelde over drie jaren omdat de waarden in RMC nogal schommelen van jaar tot jaar.

Er bestaat ook een alternatieve berekenwijze, vertrekkende vanuit de finale consumptie in Vlaanderen. Met het Vlaams input-outputmodel zoeken we stroomopwaarts uit hoeveel primaire grondstoffen het globale productienetwerk nodig had. Om dat te kunnen doen, worden economische data voor de Vlaamse en wereldeconomie gekoppeld aan bijbehorende milieugegevens.

De evoluties in de getalwaarden verkregen via beide methodes zijn gelijkaardig. Voor de jaarlijkse opvolging wordt de RMC gehanteerd; de berekening via het Vlaams input-outputmodel wordt regelmatig parallel uitgevoerd omdat deze toelaat om de evoluties in getalwaarden beter te duiden.

Ontdek meer topics

Materialenvoetafdruk van de Vlaamse economie (RMI)
562 miljoen ton

Materialenvoetafdruk van de Vlaamse economie (RMI)

De Raw Material Input (RMI) is de materialenvoetafdruk van de Vlaamse economie: hij geeft de volledige materiële basis weer...